Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Fioretti College Veghel
‹
Terug naar zoeken
Herhaling H1&2 EC mavo
Dit vak gaat over de behoeften die mensen hebben en over keuzes om hun behoefte te vervullen
A
Economie
B
Primaire behoeften
C
Secundaire behoeften
D
Overige behoeften
1 / 34
volgende
Slide 1:
Quizvraag
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
In deze les zitten
34 slides
, met
interactieve quizzen
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Dit vak gaat over de behoeften die mensen hebben en over keuzes om hun behoefte te vervullen
A
Economie
B
Primaire behoeften
C
Secundaire behoeften
D
Overige behoeften
Slide 1 - Quizvraag
Een brood is een voorbeeld van een ... behoeften
Slide 2 - Open vraag
Welke van de onderstaande behoefte is primair? (meerdere antwoorden zijn goed)
A
Woonruimte
B
Drinkwater
C
Kleren
D
Telefoon
Slide 3 - Quizvraag
Om je behoeften te voorzien heb je middelen nodig. De belangrijkste zijn.
A
Tijd & Goederen
B
Goederen & schaars
C
Tijd & Geld
D
Schaars & Geld
Slide 4 - Quizvraag
Als je niet al je behoeften kunt voorzien moet je ....
A
Keuzes maken
B
Geld verdienen
C
Welvarend zijn
D
Prioriteiten stellen
Slide 5 - Quizvraag
Hoe goed je je behoeften kunt vervullen noem je:
Slide 6 - Open vraag
Combineer de soorten inkomens met het voorbeeld
Uitkering
Winst
Loon
Ontvang je als je werkt voor een baas
Inkomen uit een eigen bedrijf
Inkomen als je werkloos bent
Slide 7 - Sleepvraag
Wat valt onder je koopgedrag?
A
Waarom je koopt
B
Hoe laat je iets koopt
C
Wat je koopt
Slide 8 - Quizvraag
De marketingmix bestaat uit hoeveel P's
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 9 - Quizvraag
A - merk
B - merk
Huismerk
Slide 10 - Sleepvraag
Sleep de reclames naar het juiste begrip
commerciële reclame
Ideële reclame
Slide 11 - Sleepvraag
Marketingmix
Prijsbeleid
Plaatsbeleid
Productbeleid
Promotiebeleid
presentatiebeleid
personeelsbeleid
De winkelier verkoopt ook sportrugzakken
De sportwinkel in het centrum
Een poster in een kledingwinkel
Een winkelier verkoopt sommige rugzakken met korting
De winkel ziet er netjes uit.
Alle producten staan overzichtelijk in de schappen
Alle werknemers van het bedrijf hebben dezelfde werkkleding aan. Dan zijn ze duidelijk herkenbaar voor de klanten
Slide 12 - Sleepvraag
REKENEN: Jan verdient €8.- per week. hoeveel verdient hij omgerekend per maand? (rond af op een heel getal!)
Slide 13 - Open vraag
Rekenvraag: Hoeveel is 40% van 120
A
40
B
48
C
52
D
60
Slide 14 - Quizvraag
Boodschappen doen valt onder:
A
Incidentele uitgaven
B
Vaste lasten
C
Huishoudelijke uitgaven
Slide 15 - Quizvraag
Rekenen: Yante wil nieuwe schoenen kopen voor €72. Ze wil de schoenen kopen over 6 weken. hoeveel moet je per week. reserveren?
Slide 16 - Open vraag
In een begroting staan je
A
Inkomsten
B
Uitgaven
C
Inkomsten en Uitgaven
D
Vaste lasten
Slide 17 - Quizvraag
gratis koffie of thee op haar werk;
Rente op haar spaarrekening
loon voor het werken in de tuin
Het inkomen van Joyce bestaat uit drie soorten sleep de goede inkomens vorm er achter.
loon in natura
loon uit bezit
loon uit arbeid
Slide 18 - Sleepvraag
Bij een stijging of daling gebruiken altijd de volgende formule
A
(Oud-Nieuw): Nieuw x 100
B
(nieuw - oud):nieuw x 100
C
(Nieuw - Oud) : Oud x 100
Slide 19 - Quizvraag
Wanneer geldt de colportagewet niet?
A
Verkoop aan de deur
B
Verkoopdemonstratie
C
Gekocht op internet
D
Thuisverkoop
Slide 20 - Quizvraag
Door inflatie wordt je geld
A
Meer waard
B
Minder waard
C
Even veel waard
Slide 21 - Quizvraag
voor wie is de consumentenbond
A
de winkelier
B
de consument
C
een onderzoeksbureau
D
de fabrikant
Slide 22 - Quizvraag
Wat is een groot verschil tussen de consumentenbond en de ACM?
A
hun macht en rechten
B
niks, er is geen verschil
C
de bond adviseert en de ACM controleert.
Slide 23 - Quizvraag
hoe heet het als je met een grote groep consumenten gezamenlijk optreed ?
A
opteden
B
koopkracht
C
opstand
D
consumer power
Slide 24 - Quizvraag
consumentenorganisaties
keurmerk
consumerpower
Slide 25 - Sleepvraag
De woningmarkt bestaat uit
A
hypothecaire leningen en huizen.
B
huur- en koopwoningen.
C
sociale huurwoningen.
D
geen van allemaal.
Slide 26 - Quizvraag
Wat is OZB?
A
Onroerende Zaak Belasting
B
Huurtoeslag
C
Gemeentebelasting
D
Huurverhoging
Slide 27 - Quizvraag
Je hebt recht op garantie wanneer......
A
... binnen een bepaalde tijd er is mis is met je product
B
... jij met opzet op je telefoonscherm springt en hij kapot gaat
C
... je garant wilt wilt staan voor €200,-
D
... je uitgekeken bent op je product en je een nieuwe wilt
Slide 28 - Quizvraag
Wanneer ben je officieel eigenaar van een nieuwe woning
A
Als je een prijs onderling hebt afgesproken
B
Als de makerlaar erbij komt
C
Als de verkoper, koper en de notaris een krabbel hebben gezet
D
Na de inschrijving van het kadaster
Slide 29 - Quizvraag
Sleep naar het juiste vak
Gebruiksgoederen
Verbruiksgoederen
Slide 30 - Sleepvraag
Productie levert milieuschade op. Wat is waar over milieuschade?
A
Milieuschade is direct merkbaar.
B
Herstellen is onmogelijk.
C
Milieuschade is niet direct merkbaar.
D
dat kun je verzekeren
Slide 31 - Quizvraag
Produceren en milieuvervuiling
Welke vorm van milieuvervuiling herken je?
Maak de juiste combinaties.
Bij een vrachtwagentransport komen veel uitlaatgassen vrij.
Op de vuilstortplaats zijn enkele lekkende tonnen met een gevaarlijke vloeistof gedumpt.
De afvalstoffen zijn in de rivier geloosd.
Luchtvervuiling
Bodemvervuiling
Watervervuiling
Slide 32 - Sleepvraag
Wat zijn geen maatschappelijke kosten?
A
Geluidscherm langs de snelweg
B
Het water uit de riolering schoonmaken
C
Afval sorteren
D
Longziektes die ontstaan door de vuile lucht
Slide 33 - Quizvraag
Wat is recycling?
A
Geen nieuwe producten kopen
B
Producten langer gebruiken dan normaal is
C
Het maken van nieuwe producten uit afval.
D
Voetafdruk vergroten
Slide 34 - Quizvraag